Beste Jaycees,
Beste vrienden,
In de 7 jaar dat ik nu al lid ben van de mooiste vereniging ter wereld, hoor ik vaak dat JCI toch máár vrijwilligerswerk is. En ze hebben gelijk. Het is vrijwilligerswerk. We zouden als Jaycees ook evengoed onze schamele vrije tijd kunnen steken in de verdere uitbouw van onze business, of de uitrol van een bijberoep of chillend in de zetel met een of andere serie op Netflix of Disney+. Dat doen we niet, omdat we de meerwaarde zien van JCI op korte én langere termijn. Dat kunnen we anderen niet kwalijk nemen.
Het grootste probleem dat ik heb met ‘máár vrijwilligerswerk’ zit hem in de ‘máár’, want in de connotatie van dat woord zit onwetendheid of zelfs minachting verscholen. En daar heb ik wél problemen mee. Want vrijwilligerswerk loont! Figuurlijk, maar ook letterlijk.
6 wetenschappelijke studies (Frankrijk, Oostenrijk, Canada, VK en VS) legden de afgelopen jaren de relatie bloot tussen vrijwilligerswerk en een hoger inkomen. Uit alle studies bleken personen die aan vrijwilligerswerk doen 2 tot 20% meer te verdienen dan gelijkaardige niet-vrijwilligers.
Vrijwilligerswerk levert namelijk ‘menselijk kapitaal’. Het biedt een alternatieve manier om kennis, vaardigenheden en ervaring op te doen en deze skills verhogen de productiviteit van vrijwilligers op de arbeidsmarkt. Dat kan zich vertalen in betere aanwervingskansen, hogere verloning en meer promotiekansen.
En daar draait het bij JCI au fond allemaal om. Of het nu gaat om het volgen van een opleiding, het organiseren van een netwerkevent, het op poten zetten van een communityproject of het deelnemen aan een internationaal congres. In elk van die gevallen vergaren we nieuwe kennis, leren we extra vaardigheden en doen we nieuwe ervaringen op. Sterktes van onze verenging die we best wat extra in de verf mogen zetten. En die gelden heus niet enkel voor werknemers, maar ook voor alle zelfstandigen en ondernemers uit onze geledingen.
Daarnaast levert vrijwilligerswerk ook ‘sociaal kapitaal’ op. De contacten die men opdoet als vrijwilliger, kunnen helpen om sneller een (betere) baan te vinden of promotie te maken.
Ook daar speelt JCI een grote rol. De band die wordt opgebouwd tussen buddies op het Personal Dynamics-weekend, tussen commissieleden van de voorrondes van de Vlaamse Jonge Ondernemer, tussen bestuursleden op gelijk welk niveau of tussen internationale delegaties op Europese Conferenties, is sterk. Vaak zeer sterk. Naast het netwerk die wordt opgebouwd op allerhande officiële momenten, speelt de officieuze vijfde pijl ‘fun’ natuurlijk ook een grote rol in het smeden van vaak levenslange vriendschappen. De nachtelijke gesprekken tussen pot en pint zijn vaak diegene die het langst blijven hangen. En dat opgebouwde netwerk wordt ter dege gebruikt, zowel privé als professioneel. Ook dát is een sterkte die we in de verf mogen zetten !
Als laatste is het mogelijk dat vrijwilligerswerk tot gunstigere arbeidsmarktuitkomsten leidt, omdat werkgevers het appreciëren. Het zou zo maar mogelijk kunnen zijn dat werkgevers, collega’s en zelfs klanten er de voorkeur aan geven samen te werken met ‘prosociale’ mensen. Dat zet op zijn beurt aan tot het aantrekken of promoveren van vrijwilligers. Vrijwilligerswerk is ook een signaal van zaken die vaak niet observeerbaar zijn in een CV. De wetenschappelijke literatuur relateert vrijwilligerswerk aan zaken als ambitie, stabiliteit, extraversie en openheid. En deze lijn kan zeker doorgetrokken worden naar de B2B en B2C-sfeer. Er is vast een reden waarom bepaalde bedrijven hun werknemers één of meerdere dagen betaald vrijwilligersverlof aanbieden of als teambuilding de handen uit de mouwen steken in de lokale community.
Kortom. JCI is vrijwilligerswerk en daar mogen – nee, moeten – we fier op zijn, want vrijwilligerswerk loont! Letterlijk én figuurlijk.
En als nu ooit nog iemand aan jou vraagt waarom je veel tijd en energie steekt in wat toch máár vrijwilligerswerk is? Wel, sla de bal dan even terug met een wetenschappelijke analyse.
Wie meer wil lezen: Baert, S. en Vujic, S., “Does it Pay to Care? Volunteering and Employment Opportunities”, Journal of Population Economics.
Met vriendelijke groeten,
Jonathan